Inleiding
De Ravennas (ca. 670) kan beschouwd worden als het opzienbarende sluitstuk van de Europese historische geografie van voor de 10e eeuw, de periode van de geboorte van de eerste mythen. Hij biedt ons de gelegenheid tot het terug- schroeven van de historische geografie tot haar ware aanzien van voor de 10e eeuw. Geen enkele schrijver heeft zo duidelijk de werkelijkheid van de transgressies onderkend en ook beschreven.
De Ravennas heeft veel opgehelderd. Als enige geografische bron tussen de Romeinse periode en de vroege Middeleeuwen geeft hij het juiste beeld van westelijk Europa in de 7e eeuw: een bewoond Frankrijk, waar in het noorden het nog niet uitgedijde Germania lag, met enkele nieuwe uitschieters tot Maastricht en Spiers. De rest van noordelijk en oostelijk Europa, inclusief Duitsland, is niet door de bronnen beschreven, geen enkel detail en geen enkele plaats wordt genoemd.Uit De Geograaf van Ravenna Albert Delahaye (blz 5,6 en 7)Een onbekende schrijver uit Ravenna stelde ca 670 een beschrijving samen van de gehele toenmaals bekende wereld. Zijn naam is niet bekend. Vandaar dat zijn werk wordt genoemd: Ravennatis Anonymi Cosmographia – Wereldbeschrijving door een Anonymus van Ravenna. Dit werk is van het hoogste belang, niet alleen omdat het de eerste post-Romeinse geografische bron is, bovendien lange tijd de enige, maar bovenal omdat het ons het beeld zal moeten geven van wat wij ons in de tijd van zijn vervaardiging van Europa moeten voorstellen. Aangezien dit beeld totaal vertroebeld is door een serie historische mythen, zal de Ravennas (zoals hij kortheidshalve wordt genoemd), veel moeten ophelderen, hetgeen hij ook doet.
De Ravennas
Te oordelen naar de passages, waarin hij te pas en te onpas de bijbel en kerkelijke schrijvers aanhaalt, kan de Ravennas een priester of monnik zijn geweest. Met het hof te Ravenna, waar de zetel stond van Byzantijns Italië, heeft hij geen relatie gehad, want in zijn werk ontbreekt elke vermelding van bestuursindelingen of rijken. De landen, die hij de “vaderlanden” van de onderscheiden volken of bevolkingsgroepen noemt, beschrijft hij puur geografisch. Dit maakt hem direct al betrouwbaar, daar ner gens een tendens te ontdekken is om een land of streek voor een bepaald rijk op te eisen. Hij distantieert zich zelfs woordelijk van de Romeinen, die de gehe le wereld verkenden om haar te veroveren en te bedwingen. Neen, zijn werk staat enkel ten dienste aan Christus, opdat het Evangelie ook in de gehele wereld de overheersing van de Romeinen zou opvolgen.
De Wereld is een pannenkoek
Zijn wereld is nog dat van Strabo: namelijk de voorstelling dat de aarde een wat vreemd uitgevallen pannenkoek was, met een groot gat in het midden (het Mare Magnum of de Middellandse Zee), welke platte koek, met hier en daar bergen en bergketens, in de onmetelijke Oceaan dobberde. Hoever die Oceaan reikte, wist niemand. Het was geraden zich niet te ver daarop te wagen, want op een gegeven moment zou de boot in het niets vallen. Maar wat de aarde omringde was één en dezelfde Oceaan, daar de zon erin onderging en ‘s morgens eruit opstond. Hoewel in India geboren, zegt hijzelf, nooit in Ierland of in Mauritanië geweest, om nog te zwijgen van Scithia, wil hij met de hulp van Christus de gehele aarde beschrijven. Zijn kennis heeft hij geput uit de werken van de vroegere geleerden. Zijn stof deelt hij in volgens een ingenieus maar ondeugdelijk schema. Immers: God heeft de hemellichamen geschapen om de mensen licht te geven. En daar wij weten dat die met een vaste regelmaat langs de hemel gaan en onze dagen en nachten bepalen en de uren van beide, ligt het voor de hand zo de aarde te beschrijven. Daarom zegt hij, ga ik de aarde beschrijven volgens de uren van dag en nacht. Hij wist wel dat het op de ene helft van de aarde dag is, terwijl de andere helft dan nacht heeft. Maar bij zijn opvatting van de aarde als een platte pannenkoek moet hij vreemde capriolen uithalen om te verklaren, hoe het ten zuiden van het Mare Magnum dag was, terwijl het ten noorden daarvan nacht was. Doch hij redt zich er wel uit. Wanneer iemand in Ierland staat, zegt hij, wat één einde van de wereld is,
en hij ziet daar de zon in de Oceaan verdwijnen, die dan de volgende morgen in India, het andere einde van de wereld, weer opkomt, en hij begrijpt dit niet, dan moet hij niet ongelovig zijn en het onderste uit de kan willen hebben, daar dit alleen aan de Schepper bekend is. Dan haalt hij verschillende heiligen en schrijvers aan die bevestigen, dat in de lente (waarom in de lente?) de zon bij India en Engeland ondergaat en opgaat. Hoe dat kan, moet je maar aan God vragen.
Het zou prettig zijn indien wij historici ook zo’n mogelijkheid hadden om lastige vragen te beantwoorden.
Het Aards Paradijs
De Ravennas knoopt er nog een hele beschouwing aan vast over het Aards Paradijs, dat “daar ergens in het oosten” lag en dat volgens hem een deel der “aardproblemen” in zich verborg. In religieuze zin had hij in elk geval gelijk, niet als geograaf.
Laten we niet te hard lachen bij deze opvattingen over de platte aarde en alle misverstanden die daaruit volgden. De mensheid heeft duizenden jaren nodig gehad, om erachter te komen dat de aarde rond is. De voorstelling van de plat te aarde is pas in de 15e eeuw langzaam en aarzelend verlaten, wat weer aan toont dat bepaalde “zonneklare” waarheden soms zelfs moeilijk zonneklaar worden. Laten we ons dus niet bezighouden met deze en andere vermakelijke beschouwingen van de Ravennas, daar voor ons van belang is wat hij over Europa vertelt.
Zoals hijzelf al schreef, heeft hij zijn kennis aan andere schrijvers ontleend, die hij dikwijls met name noemt. Bij de weergave van hun teksten toont hij zich een niet te beste compilator of samenvatter. Meestal haalt hu die schrijvers aan zonder hen direct te citeren, dat wil zeggen: zonder mee te delen wat zij precies geschreven hadden, zodat hun aanhaling zonder meer al een vage zaak is. Dikwijls citeert hij stukken uit hun geschriften zonder die aan zijn eigen tekst aan te passen, zodat men menigmaal de zin tegenkomt: “zoals ik boven al gezegd heb” of “wat ik boven al heb genoemd”. Bij controle blijkt dan dat het “bovengezegde” nergens is te vinden. De enig mogelijke conclusie is, dat hij zo’n zin van een andere schrijver heeft overgenomen zonder hem aan te passen aan zijn eigen tekst.
Talloos zijn ook de slordigheden en onnauwkeurigheden. Er komen in zijn werk zelfs tegenspraken voor, speciaal over duistere punten of bij de beschrijving van gebieden waarover zijn voorlopers, en dus ook hij per afleiding, niets zin nigs wisten te vertellen. Af en toe glijdt hij uit over enkele doublures zoals Dacia, Sarmatia en Scithia, die in het verre oosten èn in het westen voorkomen, wat met een beetje oplettendheid wel is te doorzien. En dan opeens ver rast de Ravennas ons met nauwkeurige en uitvoerige beschrijvingen van and streken, waar hij zijn mededelingen onderbouwt met de namen van plaatsen en rivieren, die te controleren zijn, en dan ziet men dat hij een enorme schat aan geografische gegevens bij elkaar heeft gebracht.
Germania volgens De RavennasBij Ravennas is Germania nog altijd dat van Strabo, Plinius, Tacitus en Ptolemeus, van de Peutinger-kaart en van het ltinerarium Antonini.
Het ligt voor de hand omdat in zijn tijd, einde 7e eeuw, dat beeld nog niet was vertroebeld door de latere expansie van Duitsland, die teweegbracht dat alles wat de klassieken over Germania hadden geschreven, naar Duitsland werd getrokken en 400 tot 2000 km van zijn ware situs afdwaalde. De Ravennas levert het bewijs dat in zijn tijd de Duitse mythe, grondslag van alle Europese historische mythen, nog niet was ontstaan.
Met de Ravennas is natuurlijk hetzelfde geschied als met de andere schrijvers, namelijk het uit zijn werk pikken van enkele teksten, die op Nederland van toe passing schenen te zijn, en het grandioos overslaan van de rest, dat het uitpik ken ten stelligste als onjuist aantoont. We gaan daarom de enig juiste histori sche methode toepassen: de gehele Ravennas onderzoeken, waarbij zijn teksten over Europa de eerste aandacht krijgen en vrijwel integraal ter tafel worden gebracht. Belangrijk is wat hij meedeelt, maar nog oneindig belangrijker is wat hij niet zegt. Onder wat hij niet zegt valt een groot deel van de historische mythen, waardoor de Ravennas terecht het opzienbarende sluitstuk is van de Europese historische geografie van véér de 10e eeuw, de tijd van de geboorte van de eerste mythen.
Zijn Noordlijn is van het hoogste belang en zal daarom ook de grootste verrassing vormen. Toen de eerste mythen eenmaal gevestigd waren, ontstond een slangennest van fabels, waaruit voortdurend nieuwe broedsels wegflitsten dankzij het systematisch deduceren en concluderen van de historici uit foutieve premissen met veronachtzaming van de primaire bronnen. De Ravennas biedt ons de gelegenheid tot het terugschroeven van de historische geografie tot haar ware aanzien van vóór de 10e eeuw.